Agouti Herkomst in het wild: Oorspronkelijk afkomstig uit Azië, heeft zich wereldwijd verspreid in stedelijke en landelijke gebieden. Het ratje wordt vaak gehouden als huisdier vanwege zijn intelligentie en aanpassingsvermogen. Het zijn sociale dieren die menselijke interactie waarderen.
Kleurnaam | Marter rood oog is niet kleur afhankelijk maar een mutatie in de vacht. Alle kleuren kunnen beïnvloed worden. |
Genetische code | aa c(m)c(m) |
Vererving | Het is een co-dominante eigenschap en zichtbaar op de C-locus zoals albino, himalaya, burmees |
Basis | |
Mutatie | C-locus |
Mijn eerste ervaring met de Marter (Red-eyed devil) mutatie was in 2009, tijdens een bezoek aan een dierenliefhebber in Duitsland. Ik kreeg daar enkele ratten te zien die er vreemd uitzagen. Toen ik vroeg naar de mutatie, antwoordde hij dat hij het niet wist; hij had ze gekocht als voer voor zijn slangen en ze waren daar tussen beland. De ratten zagen er donkergrijs uit met een lichte ticking. Het hoofd was niet egaal grijs maar onderbroken met witte vlekken. Opmerkelijk was dat deze donkere dieren rode ogen hadden, vergelijkbaar met albino ratten. Je kunt je voorstellen dat ik opgewonden werd. Ondanks dat de dieren er slecht uitzagen, vroeg ik of ik ze kon kopen; de prijs maakte me eigenlijk niet uit (wat ik hem natuurlijk niet vertelde), en hij vond dat prima. Ik kreeg een hooded vrouwtje, een hooded mannetje en twee mannetjes met lichte witte vlekken. Ik wist niet precies hoe oud ze waren en ook niet hoe ze zouden vererven, maar ik besloot ze de eerste tijd te laten aansterken met mijn eigen voer en verzorging. Na een quarantaineperiode van 4 weken besloot ik ze te koppelen met dieren uit mijn Russisch blauwe lijn, die mooi gebouwd waren en zich al enkele jaren bewezen hadden als een gezonde groep. Mijn doel was om te onderzoeken hoe de genetische eigenschappen vererfden. Ik besloot de nieuwe mutatie de naam “Red Eyed Devil” te geven.
Ik ontdekte dat de Marter op het C-locus zit en een co-dominante eigenschap vertoont, wat betekent dat de eigenschap zich manifesteert bij albino’s, Himalaya’s, burmezen en andere C-locus gerelateerde dieren. De eerste nesten brachten Marter-dragers voort in goede conditie. Onderlinge paringen tussen de dragers en in verschillende nesten brachten de eerste nieuwe rode ogen voort in een donkergrijze vacht.
Een van de uiterlijke eigenschappen van de Marter is het vlekkenpatroon, vooral op het hoofd. Op het eerste gezicht lijkt het een willekeurig patroon, maar ik constateer vaak dat er een soort middenstreep van tussen de oren naar de ogen loopt, vooral zichtbaar bij jonge dieren. Naarmate de dieren ouder worden, vervaagt dit weer doordat de vlekken zich vervagen. Dit fenomeen zie je ook bij harlekijn konijnen, maar daar is het duidelijker geaccentueerd. Je kunt de vlekken ook weg fokken door een selectie te maken op de hoeveelheid. Als je selecteert op weinig vlekken, kun je echte donkere dieren krijgen, en als je op veel vlekken selecteert, worden de vlekken groter, vooral onder invloed van een kruising met een witte rat met rode ogen (albino).
Toen ik mijn eerste echte donkere rat had gefokt met vuurrode ogen, leek het net een rat met ledlampjes, en ik noemde deze voor de grap “Red-eyed Devil”! Al snel namen velen deze naam over. Een betere naam kwam later uit Engeland; de dieren die van mij daarheen gingen, werden uitvoerig bestudeerd, en men gaf ze de naam “Marter”. Ik vind het een passende naam vanwege het vachtpatroon; echter, de term “Red-eyed Devil” wordt nog steeds gebruikt, maar deze naam is achterhaald omdat onder invloed van het BE-gen de dieren ook met donkere ogen voorkomen. In de tijd dat ik de eerste Marters kreeg, hoorde ik dat er in Duitsland nog een dame was die deze in bezit had, maar ik heb haar niet kunnen achterhalen. Er was, en is nog steeds, veel interesse voor deze mooie dieren; ik heb mijn dieren naar veel rattenliefhebbers over de wereld gestuurd.
Ik heb een document kunnen inzien van de Universiteit Utrecht waarin soortgelijke dieren zijn gevonden met dezelfde eigenschap als de Marter. Het betreft een vondst van gevangen ratten in een papieropslag in de buurt van de Universiteit van Pennsylvania in het voorjaar van 1916. Over de vondst werd gesproken (citaat) dat er een derde variant (allelomorf) was geïdentificeerd in de reeks genetische variaties die verband houden met albinisme (einde citaat). De gevonden dieren hadden een verdunningsfactor op de agouti vacht en kleurden grijs met daarbij robijnrode ogen, deze mutatie was tot dusver een onbekend soort. De fokeigenschappen waar men in het document over spreekt, komen overeen met de Marter waarmee ik werk; het enige verschil is dat men in het document spreekt van robijnrode ogen, terwijl de Marter een pink-eyed dilution heeft. Nu kan het zijn dat in die periode (1916) robijnoog en albino ogen nog niet zo onderscheiden werden dat zou het kunnen verklaren. Sommige Siamese hebben ook een iets donkere kleur rood dat het naar robijn neigt.
In het pakhuis en de omgeving werden binnen korte tijd in totaal 9 levende exemplaren van de verdunning gevonden. De wilde ratten die in de omgeving van het pakhuis gevangen werden, waren geen dragers en produceerden geen verdunningen.
Het onderzoek werd uitgevoerd door het Wistar Instituut en het Zoölogisch Laboratorium van de Universiteit van Pennsylvania. Men nam aan dat er bij de mutanten enige mate van inteelt plaatsvond, omdat ze alleen in het pakhuis werden gevangen.
Met dank aan Juliet & Mariska